Afgelopen weekend was ik op een reünie van ‘De Driestar’, mijn pabo waar ik de eerste beginselen van het vertellen mocht leren. Daarom alleen al was mijn tijd op die Pabo onvergetelijk. Daar ontmoette ik de dochter van een ouderling uit mijn jeugd. We deelden wat ervaringen en toen bleek dat ze mijn column over het belang van verhalen bij de catechese nog nooit had gelezen. En vandaar dat ik onderstaande column mailde: het betrof haar vader!
Als opgroeiend kind in de Gereformeerde Gemeenten heb ik een gezegende catechese genoten. Elke maandagavond tegen zevenen stonden wij (spelend) te wachten op onze ouderling. In het donker onder de lantaarnpaal voor onze ‘kleine kerk’.
Totdat het vijf voor zeven werd. Dan stopten wij en keken en zagen: allereerst een gloeiend rood puntje en daarna een vage gestalte, die bij het komen in de lichtkring van de lantaarnpaal bleek te bestaan uit een persoon in vrijwel volledig zwarte kledij en met hoed. Het overhemd was wit overigens en het gloeiende puntje behoorde bij een (voor kenners) gematteerde Agio-sigaar. In deze voor ons gewone kledij huisde de enige ouderling, die onze gemeente toentertijd ‘rijk’ was. Een vriendelijke, zachtmoedige man, die vanwege het geschetste voorkomen een zekere autoriteit uitstraalde in ons catecheseleven.
Via een smal, twee tegels breed pad liepen wij achter hem aan naar de in en in koude (de oliekachel ging pas aan als wij binnenkwamen) consistorie, die dienst deed als catechisatielokaal. In deze van een speciale geur voorziene ruimte bevonden zich twee kleine kerkbanken tegen de muur en een vierkante tafel met vier grote stoelen met armleuningen. Mijn doel was elke week een van die vier armleunstoelen te bemachtigen om zo dicht mogelijk bij deze indrukwekkende persoon te zijn.
En dan begon het!
Na zingen van één psalmvers en een kort gebed waren wij allen getuige van een traditioneel staaltje van autoriteitsafbraak. Immers begon dan de overhoring van de lessen, die wij hadden moeten leren. Dit was dus elke week een ramp, omdat 90 % de antwoorden niet kende. Hierbij waren de ‘gezetenen’ in de kerkbanken in het voordeel vergeleken met ons, omdat zij het boekje met de antwoorden op de lessenaarskant van de banken open konden laten liggen en aldus de antwoorden oplazen.
Maar daarna begon het echt!
In de resterende 20 minuten werd het stil, muisstil! Want deze man, die geen enkele pedagogische of andere scholing genoten had, ging toen vertellen. Uit ‘De Christenreis naar de eeuwigheid’ van John Bunyan. En dat deed hij op een manier, die mij het bestaan van de koude, muf ruikende wereld deed vergeten. 20 minuten lang werd ik meegenomen in de strijd van Christen om de Eeuwigheid te bereiken dwars door dit aardse tranendal heen. Uit de stad Verderf, langs de poel Wanhoop, door de Enge Poort en via het dal van de Schaduwen van de Dood.
Nu pas besef ik hoe ik zó ingeleid werd in de betekenissen van het geloof en ingewijd in de geheimen daarvan.
De moraal van dit verhaal is wat een wijze professor ongeveer zo zei: ‘Als je niks meer weet te zeggen, vertel dan een verhaal.’ Waarvan acte!